
We bléven huilen
Oorlog, honger en ziekte trekken diepe sporen in Ethiopië
In 1991 woont de achtjarige Aynalem Getachew met haar moeder, zus en broers in Addis Abeba, Ethiopië. Haar vader raakt gewond in de oorlog met Somalië, en sterft. Haar moeder bakt Ethiopische pannenkoeken, injera’s, en verdient daarmee de kost. Op een dag gaat Aynalems moeder, samen met haar oudere broer en zus, op zoek naar brandhout. Aynalem blijft thuis met haar broertjes Shemeles (6) en Tekalegn (1).
Dan ontploft een groot munitiedepot in de stad. Aynalem hoort dat haar moeder, broer en zus zijn omgekomen in de vlammenzee. Ineens is Aynalem verantwoordelijk voor twee kleine broertjes.
Tranen
Abereham Gudeta woont sinds 1992 met zijn broer en zusjes Aserate en Aberash in het Kuriftu-kindertehuis. Abereham is in 1982 geboren in het zuiden van Ethiopië. Zijn vader heeft geen land en geen inkomen. Op bevel van de regering verlaten ze hun geboortegrond, ze krijgen een stuk land in Gambela, bij de grens met Soedan. Het gezin is gewend aan het leven in het hoogland en moet nu zien te overleven in een lager gelegen gebied. Aberahams vader krijgt malaria, hij sterft in 1990. Aberahams moeder heeft nu alléén de zorg voor haar vier kleine kinderen. Zij heeft heimwee naar haar geboortegrond en kan het leven niet meer aan. Zij sterft een jaar na haar echtgenoot.
De broertjes en zusjes Gudeta zijn alleen. De negenjarige Abereham en zijn tienjarige broer besluiten te gaan werken om te overleven. De jongens zwoegen in ruil voor het eten dat overblijft van de maaltijden van hun bazen, en dat is niet veel. De broertjes Gudeta delen deze restjes met hun zusjes.
Dan komt er een nieuw regime. Abereham en zijn broer reizen met het leger mee naar Addis Abbeba, ze verliezen hun zusjes in de chaos uit het oog. In de hoofdplaats worden ze opgevangen door het Rode Kruis. Na een maand reizen de broertjes met het Rode Kruis terug naar Gambela, om hun zusjes te zoeken. ,,We vonden hen terug in een vluchtelingenkamp van Artsen zonder Grenzen”, vertelt Abereham. ,,Ik was in tranen toen ik m’n zusjes terugzag, ik was gelukkig.”
Het geluk is van korte duur. ,,Wij hadden geen ouders, we hadden geen huis”, herinnert Abereham. ,,Wij bléven huilen.”
Ontploffing
Wondwosen Mohameo (14) komt uit Harar. In de oorlog tussen Ethiopië en Somalië nemen Somaliërs zijn moeder gevangen, en Wondwosen groeit op in een Somalische gevangenis. Eén keer per dag krijgen zijn moeder en hij een beetje gekookt koren te eten. Na de oorlog krijgt de moeder van Wondwosen een huis in Harar, Wondwosen is dan zeven jaar. Drie jaar later, in 1991, wil zijn moeder koffie maken, terwijl Wondwosen ligt te slapen. Ze heeft brandhout gezocht en steekt het vuur aan. Een ontploffing volgt. Er zat munitie tussen het brandhout.
Als Wondwosen de volgende dag wakker wordt, vindt hij zijn moeder: dood. De buren komen en begraven haar. Dan is Wondwosen alleen. Wondwosen moet geld verdienen ook al is hij nog maar tien jaar. Hij verkoopt brood. Na twee maanden meldt hij zich bij het leger in Harar, om brood te bakken voor de soldaten. Wondwosen trekt met het leger mee naar de hoofdplaats Addis Abeba. Wondwosen is wees, en wordt daarom opgenomen in het Kuriftu Children’s Centre in Debre Zeit, net als Abereham, Aynalem en hun broertjes en zusjes.
Lees: Vrouwen kussen dolblij de voeten van hun artsen en Twee handjes mais
Geplaatst in: Lees